Romans 5:2
2) toeleiding hebben Of, toegang tot deze genade; waardoor te kennen gegeven wordt, dat wij tot deze genade vanzelf niet zijn gegaan, maar dat wij van Christus door Zijnen Geest daartoe zijn geleid; Ef. 2:8; Hebr. 8:10. Eph 2.8 Heb 8.10 3) tot deze genade, Dat is, tot dezen staat der vriendschap en vrede met God. Waaruit ook voortkomt dat wij met vrijmoedigheid tot Hem gaan en Hem durven aanroepen als een Vader; Ef. 2:18, en Ef. 3:12; Hebr. 4:16. Eph 2.18 3.12 Heb 4.16 4) in de hoop Of, op de hoop; dat is lijdzame verwachting door Christus. 5) der heerlijkheid Gods. Namelijk die namaals in ons zal geopenbaard worden; Rom. 8:18. Ro 8.18 Romans 8:15
46) den Geest der dienstbaarheid Alzo noemt hij de werking des Geestes Gods door de wet, die de harten der mensen door de dreigementen tegen de overtreders verslaat en bevreesd maakt, gelijk daarvan een klaar voorbeeld is in de Isralieten, als God de wet der tien geboden voor hen van den berg heeft uitgesproken; Exod. 20:19. Waarop de apostel hier ziet, alsook Hebr. 12:18,19. Ex 20.19 Heb 12.18,19 47) den Geest der aanneming Hierdoor wordt verstaan de genadige werking des Heiligen Geestes door de predikatie des heiligen Evangelies, die de harten der gelovigen verkwikt en van hunne aanneming tot kinderen verzekert; waartoe ook de volgende werkingen dienen. Zie Gal. 4:6; Ef. 4:30. Ga 4.6 Eph 4.30 48) Abba, Vader! Dat is, wij Hem vrijmoedig durven aanroepen als onzen Vader. Het woord Abba betekent in de Syrische taal Vader, hetwelk de apostel hier gehouden heeft, omdat het een woord is vol genegenheid, hetwelk de jonge kinderen bijna in alle talen behouden; en hij zet daarbij het woord Vader, niet alleen om hetzelve te verklaren, maar ook om de beweging en zonderlinge genegenheid der gelovigen in dit roepen tot God beter uit te drukken; gelijk ook Christus deze verdubbeling van het woord Vader tot dien einde heeft gebruikt in Zijn meeste benauwdheid, Mark. 14:36, en aan het kruis de verdubbeling van het woord Mijn God, Mijn God, Mark. 15:34. Ziet hierna Rom. 8:26. Mr 14.36 15.34 Ro 8.26 Romans 8:38-39
106) ik ben verzekerd, Of, ik ben overreed; namelijk door de belofte des heiligen Evangelies aan alle gelovigen, Joh. 5:24, en door de getuigenis des Heiligen Geestes in het hart, Rom. 8:16. Joh 5.24 Ro 8.16 107) engelen, Namelijk kwade engelen; want de goede zoeken ons van Christus niet te scheiden; tenware men het voor een onmogelijke voorwaarde wilde nemen, gelijk Gal. 1:8,9. Ga 1.8,9 108) noch overheden, Sommigen nemen dit ook voor namen van engelen, gelijk Col. 1:16, hoewel het hier bekwamelijk van de tirannen en geweldigen dezer wereld kan verstaan worden. Col 1.16 109) de liefde Gods, Namelijk waarmede Hij ons liefheeft, wanneer wij met Christus door het geloof verenigd zijn, gelijk Rom. 8:35. Ro 8.35 2 Corinthians 1:21-22
44) bevestigt Namelijk in de waarheid. 45) in Christus, Dat is, om de vrucht en kracht van alle beloften Gods te zoeken in Christus en door de gemeenschap met Christus. 46) gezalfd heeft, Dat is, met de gaven des Heiligen Geestes begaafd heeft, die in de Schrift dikwijls bij olie of zuivere zalf wordt vergeleken. Zie Ps.. 45:8; Hand. 4:27, en Hand. 10:38; 1 Joh. 2:20,27. Ps 45.7 Ac 4.27 10.38 1Jo 2.20,27 47) verzegeld, Dat is, als met opdrukking van zijn zegel verzekerd, namelijk van onze gemeenschap met Christus, en vervolgens van onze aanneming tot kinderen en tot erfgenamen Gods; Rom. 8:15,16; 1 Cor. 2:12. Ro 8.15,16 1Co 2.12 48) het onderpand des Gr. Arrhabon, welk woord, gelijk ook Arrha, eigenlijk betekent een onderpand, dat een deel of begin is van het toekomende goed, dat ons beloofd en verzekerd wordt, gelijk als iemand enig geld gereed geeft tot een begin en verzekering der betaling die beloofd is. Zie 2 Cor. 5:5; Ef. 1:13,14. De eerste gave dan des Geestes en des levens is een onderpand van onze gehele erve; alzo dat deze zalving, verzegeling en onderpand tot een zelfde einde dienen. Doch dit verhaal van deze weldaad dient daartoe, om te bewijzen dat dezelve in onze harten altijd krachtiger en gewisser wordt. 2Co 5.5 Eph 1.13,14 2 Corinthians 3:18
35) wij allen, Namelijk die dezen Geest des Heeren ontvangen hebben. 36) met ongedekten aangezichte Hier ziet de apostel wederom op het voorbeeld van Mozes, die het deksel van zijn aangezicht deed, als hij voor den Heere zelf verscheen, en door dit aanschouwen van God in Zijn aangezicht verheerlijkt werd; alzo ook, zegt hij, hebben wij een vrijmoedigen toegang tot God door het Evangelie, hetwelk is als een klare spiegel, waarin Gods heerlijk aanschijn van onszelven wordt gezien, en wij naar hetzelfde beeld Gods in ons gemoed meer en meer vernieuwd en verheerlijkt worden. 37) als van des Heeren Geest. Of, als van den Heere den Geest, dat is, van den Geest, die de Heere is, namelijk eenswezens met den Vader en met den Zoon. Galatians 4:6
19) gij Namelijk gelovige Galaten, die tevoren heidenen waart. 20) kinderen zijt, Namelijk Gods, door den Zoon Gods geworden, en om Zijnentwil van God tot kinderen aangenomen, die tevoren kinderen des toorns en vijanden Gods waart. Zie Rom. 5:10; Ef. 2:12, en nu het recht en de vrijheid geniet van Gods kinderen, gesteld buiten de voogdij der wet, en bevrijd van haar vloek. Ro 5.10 Eph 2.12 21) den Geest Zijns Dat is, den Heiligen Geest, die als een onderpand in uwe harten u verzekert van deze genadige aanneming tot kinderen, en van de erfenis die den kinderen toekomt; 2 Cor. 1:22, en 2 Cor. 5:5; Ef. 1:13. 2Co 1.22 5.5 Eph 1.13 22) Die roept: Dat is, door welken wij roepen, Rom. 8:15. Dat is, die in ons werkt, dat wij vrijmoedig en met verzekering tot God roepen. Zie dergelijke wijze van spreken Rom. 8:26. Ro 8.15,26 23) Abba, Vader! Zie de verklaring hiervan op de aantekeningen Rom. 8:15. Ro 8.15
Copyright information for
DutKant