Psalms 51:4
5) wel van Hebr. vermenigvuldig, was mij, of vermenigvuldig, maak veel mij te wassen, of was mij veel, of veelvoudiglijk, wel terdege, over en weer over. Aldus spreekt David uit overdenking en gevoel van de grootheid en veelheid zijner zonden. De manier van spreken is wel genomen van het uiterlijk en ceremoniel wassen en reinigen, [waarvan Lev. 11:25,32, en Lev. 14:8,9; Num. 19:19,20, enz., ook Exod. 19:10,] maar ziet op de betekenende zaak, te weten de geestelijke afwassing en reiniging van zonden, door het bloed van den Messias. Zie 1 Cor. 6:11; 1 Joh. 1:7, en Openb. 7:14. Verg. onder Ps. 51:9. Le 11.25,32 14.8,9 Nu 19.19,20 Ex 19.10 1Co 6.11 1Jo 1.7 Re 7.14 Ps 51.7 Psalms 105:14-15
18) bestrafte Hij Te weten, met woorden en ook metterdaad, gelijk Farao, Gen. 12:17; Abimelech, Gen. 20:3, en meer anderen. Ge 12.17 20.3 19) Tast De profeet voert met deze woorden God in, toesprekende de koningen en overheden, hen belastende dat zij wel zouden toezien zijne knechten niet te beschadigen. 20) mijne gezalfden Dat is, die tot mijn dienst geheiligd zijn. Hier wordt vooreerst gesproken van Abraham, Izak en Jakob, onder wie ook andere profeten en dienaren Gods te verstaan zijn. 21) profeten geen Abraham wordt een profeet genoemd, zie de aantekening bij Gen. 20:7. Ge 20.7 Acts 9:5
10) de verzenen Namelijk gelijk de ossen en andere lastbeesten achteruit slaan, wanneer zij met prikkels worden voortgestuwd, en alzo niet de prikkels maar zichzelven kwetsen.
Copyright information for
DutKant