Psalms 1:2
8) Wet Of, leer; want door dit woord wordt elders en doorgaans in dit boek verstaan de ganse leer van Gods beschreven woord, of der heilige Schrift. 9) overdenken Hebr. eigenlijk, zal overdenken, of betrachten, of spreken; te weten met hart en mond, en zo in het volgende. Deze verwisseling van tijden is zeer algemeen bij de Hebreen [gelijk in het voorgaande vs. 1. Hebr. eigenlijk, heeft gewandeld, gestaan, gezeten]. Wij gebruiken ook wel in onze taal gelijke manier van spreken: een vroom man zal zulks niet doen, de goddeloze zal zo en zo doen; een goede boom zal zijne vrucht brengen te zijner tijd; dat is een vroom man doet zulks niet,pleegt zo niet te doen; een goddeloze daarentegen doet zo, pleegt zo te doen, enz. Ps 1.1 10) dag en nacht Als hij ontwaakt, of daartoe zijn slaap breekt, Verg. Ps. 16:7; Ps. 17:3; Ps. 63:7; Ps. 77:7; Ps. 88:2; Ps. 119:55,62. De zin is steeds, geduriglijk, doorgaans. Ps 16.7 17.3 63.6 77.6 88.1 119.55,62 Acts 8:1
1) welbehagen aan Namelijk uit onwetenheid en een verkeerden ijver, menende daarmede Gode dienst te doen; Joh. 16:2; 1 Tim. 1:13. Joh 16.2 1Ti 1.13 2) dood. En er Of, ombrengen. 3) verstrooid door Dit wordt voornamelijk verstaan van de leraars, die te Jeruzalem benevens de apostelen waren, gelijk zulks afgenomen kan worden uit het einde van Hand. 8:1, en Hand. 8:4,5. Ac 8.1,4,5 4) behalve de apostelen. Namelijk als die bijzonderen last ontvangen hadden om te Jeruzalem te blijven; Hand. 1:4,8, totdat de leer des Evangelies daar genoegzaam bevestigd en verbreid zou zijn; Jes. 2:3. Ac 1.4,8 Isa 2.3 Acts 8:4
8) verkondigden het Grieks Evangeliseerden. Acts 11:20
17) uit hen, welken Namelijk Joden of Jodengenoten, in Cyprus en Cyrene geboren, die ook te Jeruzalem woonachtig zijnde, om de voorgaande vervolging hadden moeten vluchten, alzo zij den Christelijken godsdienst hadden aangenomen. 18) Grieksen, Dat is, tot de Joden, die de Griekse taal en overzetting in hunne synagogen gebruikten. Zie Hand. 6:1, en Hand. 9:29. Ac 6.1 9.29 19) verkondigende Evangeliserende. 20) den Heere Jezus. Dat is, Zijn lijden, sterven, opstaan, hemelvaart, en voorts al hetgeen van Hem ter zaligheid geloofd moest worden. Zie 1 Cor. 2:2. 1Co 2.2 Acts 13:2
3) dienden, en Het Griekse word Leitourgein, dat hier gebruikt wordt, betekent meest allerlei openbaren dienst doen, en wordt toegeschreven aan de overheden, Rom. 13:6, en de engelen, Hebr. 1:14, en wordt hier daaronder verstaan de publieke dienst van predikatie of profetering, met de publieke gebeden en de bediening der sacramenten, met hetgeen daaraan kleeft. Ro 13.6 Heb 1.14 4) zeide de Heilige Namelijk door de voorzegde profeten. 5) Zondert Mij Namelijk van den dienst dezer gemeente, waar andere leraars genoeg zijn, om hen te zenden naar de heidenen, waartoe Ik hen van het begin verordineerd heb; Hand. 27:16, enz. Ac 27.16
Copyright information for
DutKant