‏ Proverbs 16:22

57) dergenen,

Hebreeuws, zijner meesters, eigenaars, heren, of bezitters; dat is dergenen, die dat hebben of bezitten, en daarmede begaafd zijn en gebruik daarvan hebben; zie Gen. 14:13.

Ge 14.13

58) springader

Te weten, die geduriglijk verlicht met lering, verkwikt met vertroosting, sterkt met vermaning, enz. zonder in zichzelven verminderd te worden; zie boven Spreuk. 10:11.

Pr 10.11

59) tucht

Het Hebreeuwse woord musar is ook voor kwade tucht of onderwijzing genomen, Jer. 10:8.

Jer 10.8

60) dwaasheid.

Te weten, die den dood medebrengt.

Copyright information for DutKant