‏ Philippians 3:9

30) in Hem

Dat is, in Zijne gemeenschap, Hem door het geloof ingelijfd en Zijne gerechtigheid deelachtig zijnde.

31) gevonden worde,

Namelijk in het gericht Gods.

32) niet hebbende

Dat is, mij niet verlatende op mijn eigen gerechtigheid.

33) die uit de wet

Dat is, die bestaat in volkomen onderhouding der wet, zo der zeden als der ceremoni‰n.

34) die door het geloof

Dat is, die men verkrijgt als men in Christus gelooft en Zijne gerechtigheid daardoor aanneemt, en die den gelovigen van God uit genade als hunne gerechtigheid wordt toegerekend.

35) de rechtvaardigheid,

Namelijk Christus.

36) die uit God is

Dat is, die God ons schenkt en genadiglijk toerekent; Rom. 4:6.

Ro 4.6

37) door het geloof;

Grieks in; dat is, die wij verkrijgen en ons toe‰igenen door het geloof, als door een geestelijk instrument, waardoor deze gerechtigheid aangenomen wordt.

‏ Hebrews 9:15

44) testaments,

Het Hebreeuwse woord berith, dat Jeremia gebruikt Jer. 31, betekent in het algemeen allerlei verbond of contract, hetzij het tussen twee partijen gemaakt wordt, of door ‚‚n partij alleen, gelijk de testamenten plegen; waarvan voorbeelden zijn te lezen Gen. 6:18, en Gen. 9:9; Job 31:1. Dat nu dit Verbond een Testament is, stelt de apostel als zeker, omdat het alleen van Gods zijde komt, gelijk de plaats Jer. 31, in het voorgaande hoofdstuk verhaald, genoeg aantoont; en omdat alle voorbeelden daarvan zulks toonden, die met bloed der gedode offeranden werden besprengd en verzegeld.

Ge 6.18 9.9 Job 31.1

45) tot verzoening der overtredingen,

Grieks verrantsoening.

46) die onder het eerste testament waren,

Dat is, die ten tijde van het Oude Testament geschied en onverzoend gebleven waren, maar door God voorbijgegaan en vergeven waren, om de offerande en genoegdoening van Christus, die daarna geschieden zou. Zie Hand. 15:11; Rom. 3:25,26.

Ac 15.11 Ro 3.25,26

47) die geroepen zijn,

Namelijk met een krachtige roeping tot het geloof, gelijk Abraham en zijn geestelijke zaad waren; Rom. 4:16.

Ro 4.16

48) de beloftenis

Dat is, de beloofde eeuwige erve. Zie hierna Hebr. 11:8,9,10.

Heb 11.8,9,10

‏ Hebrews 10:14

28) degenen,

Dat is, die door Zijn Geest en woord in Hem geloven en wedergeboren worden. En wordt hiermede een bepaling gemaakt van degenen, die door Christus' offerande volmaakt worden. Want hoewel Zijn offerande in zichzelf genoegzaam is voor alle mensen, nochtans volmaakt zij niemand dan die door Hem geheiligd worden.

‏ 1 John 1:7

28) in het licht wandelen,

Dat is, niet alleen in de ware kennis van het Evangelie, maar ook in ware reinheid en heiligheid des levens.

29) met elkander,

Dat is, wij gelovigen onder elkander en gezamenlijk met God en Zijn Zoon, 1 Joh. 1:3. Of wij met God en God met ons.

1Jo 1.3

30) en het bloed

Dit doet de apostel daarbij om te tonen, dat ons wandelen in het licht niet een verdienende of werkende oorzaak van deze onze gemeenschap met God is, maar een vrucht en kenteken derzelve. Alzo Christus de Zoon van God deze teweeggebracht heeft door Zijn bloed, dat is, bloedig lijden en sterven, ons met God daardoor verzoenende en verenigende.

31) Zijn Zoon,

Dit doet de apostel daarbij, om daarmee uit te drukken de waardigheid van de verdienste van Christus; gelijk Hand. 20:28.

Ac 20.28

32) reinigt ons van

Namelijk wegnemende van ons de schuld en straf der zonden door de weldaad der rechtvaardigmaking, en de smetten der zonde of verdorvenheid door de weldaad der wedergeboorte, die in dit leven haar begin heeft, en hiernamaals ook volkomen zal zijn.

33) alle zonde.

Namelijk aangeboren als dadelijke, zo grote als kleine.

‏ 1 John 2:2

8) verzoening

Grieks hilasmos; verzoening, dat is, verzoener; gelijk in denzelfden zin Paulus Hem noemt hilasterion; dat is, verzoendeksel, Rom. 3:25. Zie de aantekeningen aldaar. En Hij wordt hier de verzoening zelf genoemd, omdat Hij zichzelf tot verzoening heeft opgeofferd, Joh. 17:19; Hebr. 10:14, en dat Hij alleen en volmaakt ons met God verzoend heeft; Hebr. 9:28.

Ro 3.25 Joh 17.19 Heb 10.14 9.28

9) voor onze zonden;

Namelijk omdat Hij voor deze in onze plaats de straf dragende, en daarmede de gerechtigheid Gods voldoende, den toorn Gods stilt, en zo God met de mensen verzoent; 2 Cor. 5:21.

2Co 5.21

10) de onze, maar

Namelijk der apostelen en der andere gelovigen die nu leven.

11) der gehele wereld.

Dat is, van alle mensen, die in de ganse wereld uit alle volken, Joh. 11:52; Openb. 5:9, nog in Hem zullen geloven. Want dat Hij alle en een ieder mens in de gehele wereld met God niet verzoent, blijkt zo uit de ervaring, als ook daaruit, dat Hij niet voor alle en voor een ieder mens den Vader heeft gebeden, Joh. 17:9, maar alleen voor degenen, die in Hem zullen geloven; Joh. 17:20.

Joh 11.52 Re 5.9 Joh 17.9,20
Copyright information for DutKant