‏ Matthew 12:32

28) Noch in deze eeuw

Dat is, nimmermeer, gelijk het verklaard wordt, Mark. 3:29, noch hier noch hiernamaals in het uiterste oordeel, hetwelk ook de toekomende eeuw genaamd wordt, zie Luk. 18:30.

Mr 3.29 Lu 18.30

‏ Hebrews 6:6

17) afvallig worden,

Of vervallen, waardoor niet allerlei zonden worden verstaan, waarin de ware gelovigen ook somwijlen vervallen, gelijk David, Petrus, enz., die daarna tot bekering komen; maar een geheel vervallen of afval van den Christelijken godsdienst, en die moedwillig geschiedt, gelijk Hebr. 10:26, wordt uitgedrukt, en met lastering derzelve, tegen de getuigenis des Heiligen Geestes in hun gemoed, gevoed is, gelijk Christus betuigt Matth. 12:31.

Heb 10.26 Mt 12.31

18) [die, zeg ik,]

Dit ziet op het voorgaande woord onmogelijk, Hebr. 6:4. Het is dan onmogelijk die wederom te vernieuwen; welke onmogelijkheid niet alleen van de leraars te verstaan is, die tevergeefs zouden arbeiden om die te vernieuwen, of tot bekering te brengen, maar ook ten aanzien van Gods waarheid zelf, die eens dit rechtvaardig oordeel tegen hen heeft geveld, en niet veranderlijk is, en zich niet laat bespotten, Gal. 6:7; ja ook ten aanzien van Christus' verdienste, die deze moedwillig verzaken en verwerpen, gelijk volgt. Waarom ook Hebr. 10:26, gezegd wordt dat er geen offerande voor de zonde van zodanigen meer over is.

Heb 6.4 Ga 6.7 Heb 10.26

19) wederom te vernieuwen

Dit woord wederom ziet op den staat waaruit zij vervallen zijn, welke staat een begin was van de vernieuwing, zo zij daarin gebleven en behoorlijk voortgegaan hadden, tot welken stand zij zelfs niet kunnen wedergebracht worden. Anderen nemen deze woorden wederom vernieuwen, bloot voor: vernieuwd worden, gelijk het Griekse woord palin, dat is, wederom, door een oneigenlijke wijze van spreken Pleonasinus genoemd, dikwijls overschiet. Zie een voorbeeld Joh. 4:54, en Joh. 13:12; Hand. 18:21, en wordt alleen daar bijgevoegd om de zaak krachtiger te betuigen.

Joh 4.54 13.12 Ac 18.21

20) als welke zichzelven

In deze woorden wordt nog een reden gegeven, waarom zulke afvalligen niet kunnen vernieuwd worden tot bekering, namelijk omdat zij Christus, dien de Vader tot een verzoening voor onze zonden heeft gegeven, zichzelf, dat is, zoveel in hen is, gelijk de Joden en heidenen tevoren aan Christus uiterlijk eens gedaan hadden, nieuwen smaad aandoen, en tegen hun gemoed tentoonstellen, of te schande te maken voor de gehele wereld, en tot hun verderf, hetwelk God niet ongewroken wil laten, gelijk dit Griekse woord paradeigmatizein ook betekent, Matth. 1:19, voor welk woord, Mark. 3:29, het woord blasphemein gebruikt wordt.

Mt 1.19 Mr 3.29

‏ Hebrews 10:29

56) vertreden heeft,

Dat is, moedwillig veracht en verworpen heeft. Want hetgeen men vertreedt, pleegt men met verachting en verwerping zo te behandelen.

57) het bloed des testaments

Dat is, het bloed van Jezus Christus, door hetwelk het Nieuwe Testament is bevestigd; Matth. 26:28.

Mt 26.28

58) onrein geacht heeft,

Grieks gemeen; dat is, profaan, onheilig, Mark. 7:2; Hand. 10:14. Want hetgeen men verwerpt of verzaakt, dat houdt men voor onrein of onheilig in zaken van den godsdienst.

Mr 7.2 Ac 10.14

59) geheiligd was,

Namelijk uitwendig, ten aanzien van zijn voorgaande belijdenis, aangaande het gehoor van het Goddelijke woord, gebruik der heilige Sacramenten en afscheiding van andere gemene mensen, namelijk Joden en heidenen. Hoewel de zodanige de ware wedergeboorte niet deelachtig was, gelijk Johannes getuigt, 1 Joh. 2:19, en gelijk zulke, 2 Petr. 2:22, evenwel nog honden en zeugen worden genoemd, al worden zij reeds van hun uitwendig slijk gewassen en de onreinheid van afgoderij en andere onheiligheden hadden verlaten.

1Jo 2.19 2Pe 2.22

60) den Geest der genade

Dat is, den Heiligen Geest, die in hen enigen smaak van Gods genade begon te werken, waarover zij zich ook enen tijd verblijdden. Zie hiervan breder Hebr. 6:5.

Heb 6.5

‏ 1 John 5:16

39) zijn broeder ziet

Dat is, zijn mede-christen.

40) een zonde niet

Dat is, een zonde waarop de eeuwige dood niet zeker volgt; dat is die niet onvergeeflijk is.

41) bidden en

Namelijk voor zijn broeder, dat God hem deze zonde wil vergeven.

42) Hij zal hem

Namelijk God zal hem zijn zonden vergeven en zo het leven geven; of hij, namelijk die God voor de zonde van zijn broeder bidt, zal met zijn gebed hetzelve bij God teweeg brengen. Zie 1 Tim. 5:16; Jak. 5:20.

1Ti 5.16 Jas 5.20

43) het leven geven,

Dat is, van den dood, dien hij door zijn zonde verdiend had, verlossen.

44) een zonde tot den dood;

Dat is, die zekerlijk den dood met zich brengt, welke is de lastering tegen den Heiligen Geest, wanneer iemand de waarheid der christelijke leer, waarvan hij door den Heiligen Geest is verlicht en overtuigd, loochent en deze vijandig lastert en vervolgt. Zie de aantekeningen Matth. 12:31.

Mt 12.31

45) dat hij zal bidden.

Namelijk daar God zodanigen zondaren de zonden niet wil vergeven, maar geeft hen over in hun onboetvaardigheid tot het einde toe, doordien zij het middel tot de boetvaardigheid, hetwelk Christus' offerande is, en de overtuiging van den Heiligen Geest verwerpen en tegenstaan.

Copyright information for DutKant