‏ Judges 12:7

20) steden van Gilead.

Dat is, in een der steden van het land Gilead. Zie gelijke manier van spreken Gen. 19:29; 2 Kron. 35:24; onder, Richt. 18:14; Neh. 6:2; Jona 1:5; Matth. 27:44. Sommigen menen dat de voornaamste stad in Gilead aldus mag genoemd zijn, omdat zij in verscheidene gedeelten, elk hebbende een bijzonderen naam, afgedeeld kan geweest zijn, gelijk Jeruzalem, Ramatha‹m; 1 Sam. 1:1; en hedendaags veel dergelijke grote steden gevonden worden.

Ge 19.29 2Ch 35.24 Jud 18.14 Ne 6.2 Jon 1.5 Mt 27.44 1Sa 1.1

‏ Jeremiah 26:23

31) sloeg hem met het zwaard,

Dat is, deed hem slaan; dat is, ombrengen, en zijn lichaam werpen, enz.

32) graven van de kinderen des volks.

Dat is, in een van de graven van het gemene volk; [zie Richt. 12:7]; zonder hem [gelijk een profeet des HEEREN wel waardig was] enige gewone uiterlijke eer te bewijzen.

Jud 12.7

‏ Jeremiah 27:8

16) dat zijn hals

Te weten volk of koninkrijk.

17) hand.

Dat is, door zijn dienst, of zijn geweld.

‏ Jeremiah 27:12

23) Daarna sprak ik tot Zedekia,

Te weten, ten tijde van den koning Zedekia; vergelijk boven Jer. 27:1, en onder Jer. 35:1, met de aantekening.

Jer 27.1 35.1

24) leven.

Dat is, levend blijven; alzo Jer. 27:17.

Jer 27.17

‏ Jeremiah 28:14

29) gedierte des velds gegeven.

Zie boven Jer. 27:6.

Jer 27.6
Copyright information for DutKant