‏ Joshua 5:2

3) stenen messen,

Anders, scherpe messen. Hebreeuws, zwaarden, of messen van rotsen, gelijk Exod. 4:25.

Ex 4.25

4) besnijd wederom

Hebreeuws, keer weder, besnijd; dat is, besnijd wederom; een Hebreeuwse manier van spreken. Zie Num. 11:4; Ps. 85:7; Ezech. 8:6. De besnijdenis is eerst bevolen aan Abraham en zijn zaad, en daarin gecontinueerd tot in Egypte, waar diegenen welken uit Egypte getogen zijn, ook waren besneden. Maar alzo aan diegenen, die in de woestijn geboren zijn, de besnijdenis niet was geschied, zo wordt hierdoor Gods bevel aan dezen hervat.

Nu 11.4 Ps 85.6 Eze 8.6

‏ Judges 10:17

23) Gilead;

Zie boven, Richt. 10:3.

Jud 10.3

24) kinderen Isra‰ls vergaderd,

Zijnde na hun bekering getroost en gesterkt van den Heere, die Jeftha tot hun verlosser verwekt heeft. Zie Richt. 11.

25) Mizpa.

Gelegen op of aan het gebergte van Gilead. Zie Gen. 31:49, en onder, Richt. 11:11,29. Er zijn meer andere plaatsen geweest van dezen naam, omdat het Hebreeuwse woord ook betekent een hoogte, of anderszins bekwame plaats waar men wacht kan houden en ver van zich zien. Zie van een land Mizpa, Joz. 11:3, gelegen onder den berg Hermon, aan de zee. Van Mizpa in Juda, Joz. 15:38; en in Benjamin, Joz. 18:26; en Mizpa der Moabieten, 1 Sam. 22:3. Zie ook 1 Kon. 15:22; Neh. 3:7,15,19; Jer. 40:6; Hos. 5:1.

Ge 31.49 Jud 11.11,29 Jos 11.3 15.38 18.26 1Sa 22.3 1Ki 15.22 Ne 3.7,15,19 Jer 40.6 Ho 5.1

‏ 1 Kings 15:17

31) Rama;

Een stad, gelegen in den stam Benjamins, omtrent de grenzen van het koninkrijk Isra‰ls, en op den weg naar Jeruzalem. Zie van deze stad breder Richt. 4:5.

Jud 4.5

32) opdat hij

Hebreeuws, om niet toe te laten den uitgaande en den komende tot Asa, enz. Versta van Benjamin, Efra‹m, Manasse en andere nabijgelegen stammen, uit welke, als velen zagen dat Asa den zuiveren godsdienst behartigde, zijn tot hem overgekomen, om den Heere te Jeruzalem naar zijn woord te dienen, 2 Kron. 15:9; om dit te beletten heeft de koning Baesa zijn stad Rama laten sterk maken. Vergelijk hierbij boven, 1 Kon. 12:26,27, enz.

2Ch 15.9 1Ki 12.26,27

‏ Hosea 6:9

28) benden der straatschenders

Of, stropende benden, struikrovers, enz., die in die landen, vermits de gebergten en woestijnen, vele waren, inzonderheid bij den vervallen staat des lands.

29) wachten,

Om den reizenden man af te zetten, te moorden en te plunderen.

30) priesteren;

Of, regeerders der officieren, zo kerkelijke als burgerlijke. Zie boven Hos. 4:9.

Ho 4.9

31) Sichem,

Ook ene stad der Levieten en een vrijstad, aan de westzijde van de Jordaan in Kana„n; Joz. 21:21. Zie wijders van Sichems gelegenheid, Richt. 8:31, en Richt. 9:25 met de aantekening. Waaruit blijkt dat aldaar de rovers op de hoogten der bergen plachten te loeren op degenen, die op de heerstraten voorbij reisden. Zo deden nu de priesters, gestijfd door de goddeloze regenten. Een gruwelijk gevolg van afgoderij. Vergelijk boven Hos. 5:1,2, met de aantekening. Anders [naar] de wijze van Sichem, idem, met [enen] schouder; dat is, eendrachtiglijk. Zie Zef. 3:9.

Jos 21.21 Jud 8.31 9.25 Ho 5.1,2 Zep 3.9

32) schandelijke daden.

Dat is, zij vergrijpen zich niet uit roekeloosheid, haastigheid of onbedachtzaamheid, maar bedrijven zulke gruwelijke schelmstukken met voorbedacht opzet, waar het Hebreeuwse woord op ziet.

‏ Hosea 7:1

1) genees,

Dat is, bezig ben door mijne profeten om de tien stammen tot bekering te vermanen, en hen tot geestelijken en lichamelijken welstand te brengen. Zie Ps. 30:3, en onder Hos. 11:3.

Ps 30.2 Ho 11.3

2) ontdekt,

Dat is, zo bevindt zich, dat de wortel en oorsprong aller boosheid en ongebondenheid tegen de eerste en tweede tafel, is in den stam van Efra‹m, en voornamelijk in des konings hof te Samaria. Of, hunne boosheid wordt ontdekt, door hunne wederstrevigheid tegen al mijne vermaningen, zulks dat zij zich ongeneeslijk tonen.

3) Samaria;

Zie 1 Kon. 16:24.

1Ki 16.24

4) valsheid;

Dat is, allerlei afgoderij en huichelarij, zijnde enkel bedrog en valsheid, waardoor zij het verbond met mj breken; zie Ps. 44:18,21; handelende insgelijks valselijk met den naaste; zie Lev. 19:11.

Ps 44.17,20 Le 19.11

5) gaat er in,

Stelen, roven en moorden is binnen en buiten vrij, en heeft de overhand, zodat beide tafelen van Gods wet verbroken zijn.

6) bende der straatschenders

Zie boven Hos. 5:1,2.

Ho 5.1,2
Copyright information for DutKant