‏ Jeremiah 3:8-11

24) scheidbrief

Haar overgevende in de hand der Assyri‰rs, die de tien stammen, als van Gods aangezicht en uit zijn land, gevankelijk hebben weggevoerd.

25) vreesde,

Zich niet ontzag, of niet schroomde het boze voorbeeld van Isra‰l na te volgen, niettegenstaande zij al die straffen, die Isra‰l waren overkomen, als voor ogen gezien had. Vergelijk onder Jer. 44:10, en Spreuk. 28:14.

Jer 44.10 Pr 28.14
26) gerucht

Hebreeuws, stem; dat men ook zo kan nemen dat het ene roepende zonde geweest is, gelijk de Schriftuur elders spreekt; vergelijk Gen. 4:10, met de aantekening. Anders: lichtvaardigheid.

Ge 4.10

27) zij het land

Dit duiden sommigen nog op Isra‰l, uit vergelijking van Jer. 3:10.

Jer 3.10

28) steen

Dat is, stenen of houten afgoden. Alzo Ezech. 20:32; zie aldaar.

Eze 20.32
29) in alle dezen

Of, om, of door, dit alles; dat is, hoewel zij dit alles gezien had, dat tevoren van Isra‰l verhaald is.

30) valselijk,

Hebreeuws, in, of met valsheid; dat is bedriegelijk, huichelachtig.

31) ziel

Dat is, zichzelve, haar persoon, gelijk dikwijls. Zie Gen. 12:5. De zin is: Isra‰l mag zich des roemen, dat zij het zo slim nog niet gemaakt heeft als Juda. Zie Ezech. 16:51,52, en Ezech. 33:11.

Ge 12.5 Eze 16.51,52 33.11

‏ Ezekiel 16:47

137) hebt in haar wegen niet gewandeld,

Dat is, hare zonden zijn nog bij de uwe, die veel meerder en gruwelijker zijn, niet te vergelijken.

138) het was wat gerings,

Te weten niets anders te zondigen dan die van Samaria en Sodom gezondigd hadden.

139) een verdriet;

Te weten dat gij niet meer zoudt doen dan zij gedaan hebben.

140) meer verdorven dan zij,

Dat is, erger gemaakt en goddelozer geleefd. Alzo is het woord verderven, of verdorven maken genomen. Deut. 31:29; Richt. 2:19. Anders noemt dit de Heilige Schriftuur, zijnen weg verderven, Gen. 6:12; zijne handelingen, of werken verderven, Zef. 3:7.

De 31.29 Jud 2.19 Ge 6.12 Zep 3.7

141) wegen.

Dat is, werken.

‏ Ezekiel 16:51

148) niet gezondigd;

Te weten om uwe ondankbaarheid, waardoor gij de weldadigheid, die van mij aan u veel meer dan aan Samaria geweest is, smadelijk verworpen hebt; en om uwe zorgeloosheid, waardoor gij de straffen, die Ik over Samaria gezonden heb, u tot een voorbeeld en waarschuwing, hebt in den wind geslagen.

149) gerechtvaardigd door al uw gruwelen,

Dat is, verklaard vromer te zijn dan gij, omdat zij zo gruwelijk niet gezondigd hebben. Vergelijk Jer. 3:11.

Jer 3.11
Copyright information for DutKant