Jeremiah 28:14
29) gedierte des velds gegeven. Zie boven Jer. 27:6. Jer 27.6 Daniel 2:38
102) overal, Dat is, in alle omliggende koninkrijken en landen, die bewoond worden, gelijk Gen. 41:54. Ge 41.54 103) in uw hand gegeven; Dat is, Hij heeft u heerschappij over al dezelve gegeven. 104) gesteld tot een heerser Chaldeeuws, doen heersen; alzo onder Dan. 2:48. Da 2.48 105) gij zijt Dat is, gij en uwe nakomelingen worden betekend door het gouden hoofd. Want men moet dit hier verstaan gesproken te zijn, niet zozeer van de personen, als van hunne monarchien en staten. 106) dat gouden hoofd. Dat is, een koninkrijk, bloeiende boven alle andere koninkrijken van zijn tijd in rijkdom en macht; zie onder Dan. 3:1. Da 3.1
Copyright information for
DutKant