‏ Jeremiah 23:4

6) verwekken,

Of, stellen, zetten.

7) gemist worden,

Dat is, geen van hen zal er ontbreken. Anders: bezocht, dat is gestraft, geplaagd worden; gelijk boven Jer. 23:2.

Jer 23.2

‏ John 21:15

19) [zoon] van Jonas,

Zie Matth. 16:17.

Mt 16.17

20) hebt gij Mij

Namelijk gelijk gij tevoren meendet en roemdet, Matth. 26:33; Luk. 22:33, en nochtans mij driemaal hebt verloochend.

Mt 26.33 Lu 22.33

21) dan dezen?

Namelijk mij liefhebben.

22) Gij weet, dat

Dat is, niettegenstaande mijn voorgaanden val, waarvan ik hartelijk berouw heb, en hetwelk ik vertrouw dat gij mij vergeven hebt, zo weet gij, al is het dat de belijdenis uit zwakheid heeft opgehouden in mijn mond, dat nochtans mijne liefde jegens u niet heeft opgehouden in mijn hart.

23) lammeren.

Beide woorden lammeren en schapen betekenen enerlei zaken, namelijk de lidmaten van Christus' kerk, gelijk men kan zien uit de vergelijking van Matth. 10:16, Luk. 10:3. Hoewel sommigen menen dat door de lammeren de tedere Christenen, en door de schapen die sterker in het geloof zijn verstaan zouden worden; Jes. 40:11.

Mt 10.16 Lu 10.3 Isa 40.11

‏ Ephesians 4:11

26) tot apostelen,

Van het onderscheid tussen apostelen en profeten, zie de aantekeningen 1 Cor. 12:28.

1Co 12.28

27) tot evangelisten,

Van dezer ambt, zie Hand. 21:8.

Ac 21.8

28) tot herders

Enige onderscheiden deze twee ambten alzo, dat de herders de gemeente niet alleen zouden leren en onderwijzen, maar ook door de kerkelijke tucht leiden en regeren, gelijk de herders de schapen doen, en dat de leraars alleen bezig zouden zijn om de Schrift te verklaren, en de waarheid der leer tegen de ketterijen en dwalingen te verdedigen. Doch alzo het woord sommigen hier tussen niet staat, gelijk in de voorgaande verscheidene beroepingen, zo nemen het anderen voor enerlei ambt; en dat deze twee namen hier bijeenstaan om aan te wijzen dat alle herders ook leraars moeten zijn, gelijk deze twee namen de een voor den ander in de Schrift dikmaals worden gesteld, en Paulus deze twee zaken bijeenvoegt in de beproeving der kerkedienaars, 1 Tim. 3, en Tit. 1.

‏ 1 Peter 5:2

4) Weidt de kudde Gods,

Dat is, leert en verzorgt de gemeente Gods, als rechte herders, van al hetgeen haar nodig is ter zaligheid; of hebt acht op dezelve, gelijk Paulus spreekt Hand. 20:28; een gelijkenis, genomen van de zorg der herders over hun schapen; waarvan zie breder Joh. 10.

Ac 20.28

5) niet uit bedwang,

Dat is, niet uit vrees voor bestraffing, of straf.

Copyright information for DutKant