Jeremiah 16:14-15
17) Daarom, Vergelijk Hos. 2:13, met de aantekening. Ho 2.14 18) niet meer zal Dat is, niet zozeer en hoog als wel te voren; [vergelijk de manier van spreken met boven Jer. 3:16; Spreuk. 8:10, en Hos. 6:6], eensdeels omdat de ellende, die zij van de Babylonirs zouden lijden, veel groter en gruwelijker zou zijn, [hetwelk hun God in deze beide verzen inscherpt] dan die zij van de Egyptenaars hadden geleden, en dienvolgens deze nieuwe verlossing te heerlijker; anderdeels omdat in deze mede gezien wordt op de toekomstige verlossing uit het geestelijke Babel, die de Heiland Christus niet alleen het uitverkoren overblijfsel der Joden, maar ook den heidenen zou aanbrengen, waarvan in de laatste verzen van Jes. 16: klaarlijk gesproken wordt; voor welke overgrote weldaad zij allen hunnen Zaligmaker zouden dienen en eren, hetwelk door het volgende formulier des eeds ook wordt te kennen gegeven; vergelijk onder Jer. 23:7,8; Jes. 43:18,19, enz. Jer 3.16 Pr 8.10 Ho 6.6 Jer 23.7,8 Isa 43.18,19 19) noorden, Babel en de geestelijke gevangenis en ellende, daardoor afgebeeld. Jeremiah 31:10
32) die verre zijn, Hebreeuws, van verre; vergelijk Spreuk. 7:19. Pr 7.19 33) hem weder vergaderen, Isral. 34) herder zijn kudde. Zie Joh. 10:11. Joh 10.11 Hosea 1:11
27) En de kinderen van Juda, Hoewel sommigen dit enigszins verstaan van de verlossing uit de Babylonische gevangenschap, wanneer de verstrooide en overgebleven vrome Isralieten, door al de geleden plagen bijkans teniet geworden zijnde, zich zeer gaarne zouden voegen bij de optrekkende Joden, zo ziet het nochtans eigenlijk op de verzamelingen der kerk van het Nieuwe Testament uit Joden en heidenen, onder n Hoofd Jezus Christus door geloof en ware bekering. Vergelijk Jer. 23:6, enz., en Jer. 31:5,6,9, en Jer. 50:4, enz. Jer 23.6 31.5,6,9 50.4 28) land optrekken; Van hun lichamelijke gevangenschap, en eigenlijk uit de geestelijke gevangenschap zich begeven tot Gods kerk. 29) want de dag van Jizreel zal groot zijn. Of, omdat de dag van Jizrel groot zal geweest zijn. Versta, Israls nederlaag en verwoesting, waarvan boven Hos. 1:5. De zin is dat dit oordeel Gods en al de volgende of gevolgde straffen hen daartoe zullen bewegen. Sommigen verstaan door Jizrels dag den dag van Israls verlossing, die heerlijk zal zijn, gesteld tegen den dag hunner nederlaag in Jizrel, en daarom ook genoemd Jizrels dag; dat is Israls dag. Vergelijk onder Hos. 2:21. Deze verklaring komt met het voorgaande wel overeen. Alzo wordt iemands dag in de Schriftuur genoemd, de tijd in welken iemand iets bijzonders goeds of kwaads van God naar zijn bestemden raad wordt toegeschikt. Ho 1.5 2.22 Hosea 2:14
36) En Ik zal haar geven Dit zijn geestelijke beloften van het genadeverbond, gegrond in den enigen Verlosser, Middelaar en Messias, onzen Heere Jezus Christus, in wien wij door het geloof uit loutere genade vrede hebben met God, gerustheid der conscientie, een zekere toevlucht, een zalige bescherming, overvloed van alle geestelijke gaven, met een bestendigen troost, en in het geheel de gewisse genade van dit en de eeuwige heerlijkheid van het toekomende leven. Dit is de inhoud van de volgende verzen van Hos. 2, onder lichamelijke beloften, naar den stijl van het Oude Testament, behorende tot de algemene kerk der Joden en heidenen. Vergelijk Jes. 65:9, en onder Hos. 12:10. Isa 65.9 Ho 12.9 37) van daar af, Van de woestijn af, als zij die zullen doorgegaan zijn, dat is hun voorgaand lijden een einde zal nemen; gelijk ten tijde als zij de woestijn doorgegaan zijnde, eerst voor den mond van Kanan kwamen, enz. 38) Achor, Zie van dit dal Joz. 7:24,26; het was gelegen vooraan in het beloofde land bij de stad Jericho, en alzo ene deur der hoop, of verwachting, dat God zijn volk, door Jozua tot daartoe gebracht hebbende, voorts zijne beloften zou volvoeren en hen in volkomen bezit van Kanan stellen; gelijk de gelovigen in deze vallei van het kruis, door de genade van den Heere Christus, een beginsel van het eeuwige leven en een open deur hebben van de levende hoop van het volkomen bezit der eeuwige heerlijkheid. Zie Hebr. 6:18,19,20, enz., en vergelijk Jes. 65:10. Jos 7.24,26 Heb 6.18,19,20 Isa 65.10 Hosea 3:5
16) David, hun koning; Namelijk den Heere Christus, hunnen Messias, David genoemd, omdat Hij zijn zoon naar het vlees zou zijn en David zijn voorbeeld geweest was; alzo Jer. 30:9; Ezech. 34:23, en Ezech. 37:24. Gelijk Hij naar den Geest God en de Heere van David en zijn volk was. Jer 30.9 Eze 34.23 37.24 17) vrezende komen tot den HEERE Hebreeuws, zullen vrezen tot, enz. Dat is, vrezende aankomen, uit bekentenis hunner onwaardigheid, ontzetting over de onverdiende grote goedheid Gods, die hun in het Evangelie zal worden voorgedragen, en bekommernis om dezen genadetijd tijdelijk waar te nemen en recht te gebruiken. Vergelijk onder Hos. 11:10,11; Micha 7:17, ook Jes. 13:8. Ho 11.10,11 Mic 7.17 Isa 13.8 18) laatste der dagen. Dat is, na een langen tijd, in het Nieuwe Testament, als de Messias zal verschenen zijn; want deze manier van spreken ziet juist niet op den allerlaatsten tijd, die voor de voleinding der wereld zal gaan. Zie Gen. 49:1; Jes. 2:2; Micha 4:1; Hebr. 1:1, enz. met de aantekening aldaar. Ge 49.1 Isa 2.2 Mic 4.1 Heb 1.1 Micah 3:12
40) uwentwil, Om uw zonden, waarmee gij alles vervuld en bedorven hebt. 41) Sion Zo weinig vraagt God naar Zion, Jeruzalem, ja zijn tempel zelfs, als zij verontreinigd waren. 42) akker geploegd worden, Dat is, geheel en al verwoest worden. Deze scherpe en verschrikkelijke profetien heeft de vrome koning Hizkia bij zijn tijd [in welke Micha profeteerde] met een boetvaardig hart aangenomen, God om genade gesmeekt, en ontwijfelijk alles gedaan wat hij kon, tot verbetering. Zie Jer. 26:18,19,20, en verg. Micha 1:6. Jer 26.18,19,20 Mic 1.6 43) huizes tot hoogten Van de tempel. 44) wouds Gelijk Jer. 26:18. Op deze verschrikkelijk profetie volgt een uitermate heerlijke evangelische belofte van de berg van het huis des Heeren, in het begin van het volgende hoofdstuk van gelijke in het einde van het vierde en begin van het vijfde hoofdstuk. Jer 26.18 Micah 4:1
1) laatste der dagen zal het geschieden, In de tijd van het Nieuwe Testament, of de komst van de beloofde Messias, onze Heere Jezus Christus; zie Jes. 2:2,3,4,5; alwaar deze profetie bijkans met dezelfde woorden is verhaald. Zie de aantekening aldaar. Isa 2.2,3,4,5 2) top der bergen; Hebr. hoofd.
Copyright information for
DutKant