Isaiah 41:7
20) versterkte Dat is, gaf moed, vermanende tot voltrekking van het werk. 21) den goudsmid; Hebreeuws eigenlijk, den smelter. 22) die op het aambeeld Dat is, die op het goud slaat, hetwelk op het aanbeeld ligt om tot een plaats geslagen te worden. Anders: met het slaan op het aanbeeld. 23) hij het vast Te weten het beeld. Jeremiah 25:9
9) zenden, Dat is, door mijn verborgen goddelijke regering zal Ik hen doen vergaderen en opkomen, alsof zij door boden en opzettelijk bevel kwamen aantrekken; vergelijk onder Jer. 49:14. Jer 49.14 10) geslachten Dat is, alle natin, die tegen het noorden wonen. Vergelijk boven Jer. 1:15. Jer 1.15 11) tot Nebukadnezar, Versta, zal Ik zenden, gelijk in het voorgaande; of en Nebukadnezar; te weten, zal Ik nemen, enz. 12) knecht; Dien Ik voorgenomen heb te gebruiken tot uitvoering mijner oordelen over vele volken. Vergelijk Jews. 44:28, en Jes. 45:1, alzo onder Jer. 27:6, en Jer. 43:10. Vergelijk ook onder Jer. 29:4,7,14,20, en Jer. 51:7. Jer 44.28 Isa 45.1 Jer 27.6 43.10 29.4,7,14,20 51.7 13) over dit land, Of, tegen, en zo in het volgende. 14) verbannen, Zie Deut. 2:34. De 2.34 15) ontzetting, Of, schrik; anders, verwoesting. Zie boven Jer. 18:16, en onder Jer. 25:18. Jer 18.16 25.18 16) eeuwige woestheden. Hebreeuws, woestheden der eeuwigheid; dat is, langdurige. Jeremiah 51:20
46) Gij zijt Mij Gods woorden tot den Babylonir. Anderen verstaan dit als een aanspraak aan den koning Cyrus, die de Babylonirs zou overweldigen, en zetten (het) over Jer. 51:24: en ik zal, enz. Jer 51.24 47) voorhamer, Of, drijfhamer; versta, zulk een hamer Gods, die alles, zelfs de rotsstenen, in stukken en te morzel slaat; vergelijk boven Jer. 23:29. De gelijkenis [gelijk blijkt uit het volgende], is genomen van de krijgslieden, bijzonderlijk van de curassiers, die hunne vuisthamers of heirhamers plegen te hebben, om de ijzeren wapens daarmede door te houwen en te verbreken, en den vijand neder te vellen. Jer 23.29 48) krijgswapenen; Of, gereedschap, instrumenten; dat is, gij zult een instrument en roede zijn van mijn toorn en rechtvaardig oordeel over vele volken. 49) zal Ik volken in stukken slaan, Hier spreekt God met eigenlijke woorden, te weten in den toekomenden tijd, en niet in den verleden tijd, gelijk anderszins profetischerwijze in deze voorzegging veel geschiedt.
Copyright information for
DutKant