Hosea 2:14
36) En Ik zal haar geven Dit zijn geestelijke beloften van het genadeverbond, gegrond in den enigen Verlosser, Middelaar en Messias, onzen Heere Jezus Christus, in wien wij door het geloof uit loutere genade vrede hebben met God, gerustheid der conscientie, een zekere toevlucht, een zalige bescherming, overvloed van alle geestelijke gaven, met een bestendigen troost, en in het geheel de gewisse genade van dit en de eeuwige heerlijkheid van het toekomende leven. Dit is de inhoud van de volgende verzen van Hos. 2, onder lichamelijke beloften, naar den stijl van het Oude Testament, behorende tot de algemene kerk der Joden en heidenen. Vergelijk Jes. 65:9, en onder Hos. 12:10. Isa 65.9 Ho 12.9 37) van daar af, Van de woestijn af, als zij die zullen doorgegaan zijn, dat is hun voorgaand lijden een einde zal nemen; gelijk ten tijde als zij de woestijn doorgegaan zijnde, eerst voor den mond van Kanan kwamen, enz. 38) Achor, Zie van dit dal Joz. 7:24,26; het was gelegen vooraan in het beloofde land bij de stad Jericho, en alzo ene deur der hoop, of verwachting, dat God zijn volk, door Jozua tot daartoe gebracht hebbende, voorts zijne beloften zou volvoeren en hen in volkomen bezit van Kanan stellen; gelijk de gelovigen in deze vallei van het kruis, door de genade van den Heere Christus, een beginsel van het eeuwige leven en een open deur hebben van de levende hoop van het volkomen bezit der eeuwige heerlijkheid. Zie Hebr. 6:18,19,20, enz., en vergelijk Jes. 65:10. Jos 7.24,26 Heb 6.18,19,20 Isa 65.10 Hosea 2:18
44) ondertrouwen in eeuwigheid; Vergelijk Ef. 5:25, enz., waar de apostel de verborgenheid van dit geestelijke huwelijk [in de Heilige Schrift dikwijls vermeld] aanwijst; en zie voorts het Hooglied van Salomo. Eph 5.25 45) gerechtigheid en in gericht, Of, met, door; dat is, gerechtigheid en barmhartigheid zullen elkander in dit genadewerk vriendelijk ontmoeten en kussen. De aandachtige lezer kan deze woorden vergelijken met Ps. 85:10,11,12,13,14; Jes. 1:27, en Jes. 45:8,23,24,25; Jer. 23:6, en Jer. 33:14,15,16; Rom. 3:22,23,24,25,26, enz. Ps 85.9,10,11,12,13 Isa 1.27 45.8,23,24,25 Jer 23.6 33.14,15 Jer 33.16 Ro 3.22,23,24,25,26 Hosea 12:9
37) Evenwel ben ik rijk geworden, Alsof zij zeiden: De profeten mogen zeggen wat zij willen, wij varen nochtans wel; daarom moet ons doen Gode zo niet mishagen als zij ons willen wijsmaken. Dit was ene soort van die onbeschaamde huichelarij, waarmede zij God en zijne profeten omsingelden [boven Hos. 12:1] en tergden, misbruikende alzo schandelijk de grote lankmoedigheid des Heeren. Vergelijk Amos 6:13. Ho 11.12 Am 6.13 38) verkregen; Hebreeuws, gevonden, gelijk Gen. 26:12; Ezra 7:16; Spreuk. 8:9, enz. Ge 26.12 Ezr 7.16 Pr 8.9 39) arbeid Waarmede ik mij bemoeid heb om rijk te worden, of in mijn rijkdom, dien ik met mijn arbeid verkregen heb. Anders: al mijn arbeid is mij niet genoeg, [gelijk het Hebreeuwse woord vinden, gevonden worden, somtijds gebruikt wordt; zie Num. 11:22], wij begeren nog al meer te hebben, wij moeten zo nog al voortgaan, [hij heeft] ongerechtigheid [dat is, straf van ongerechtigheid zal dien overkomen] die zonde [heeft], wij worden niet gestraft [zouden wij willen zeggen] daarom is bij ons gene zonde. Nu 11.22 40) zonde zij. Alsof zij zeiden: Het blijkt uit onzen voorspoed, dat wij zo grotelijks niet zondigen in onze middelen, die wij gebruiken om rijk te worden, wat mogen dan deze onrustige mensen [de profeten] dus roepen en tieren over onzen handel?
Copyright information for
DutKant