Genesis 6:4
9) reuzen Dat is, mensen van langere statuur en meerdere sterkte dan anderen. Zie Num. 13:33. Het Hebr. woord komt van vallen, omdat zij, van God afvallig zijnde, de mensen met allerlei wrevel en tirannie overvielen, God noch mensen vrezende; waardoor een ieder, die hen zag, het hart als ontviel. Dit wordt hier ook verhaald als een bijzondere oorzaak van Gods toorn. Nu 13.33 10) ingegaan Of, gekomen. Hiermede wordt heuselijk en eerbaarlijk bedoeld de bijslaap van man en vrouw. Alzo onder Gen. 16:2, Gen. 30:3, enz. Ge 16.2 30.3 11) en zich [kinderen] Of, zo hebben zij hun [te weten haren mannen] kinderen gebaard. 12) de geweldigen, Of, machtigen. 13) vanouds Hebr. van eeuwigheid. Zie Jer. 2:20. Jer 2.20 14) mannen van name. Dat is, vermaarde, beroemde mannen, die naar het oordeel der wereld grote dingen hadden uitgericht; gelijk integendeel gesproken wordt van mensen van geen naam, Job 30:8. Job 30.8 Deuteronomy 32:7
13) van ouds; Hebreeuws, der eeuw, of, eeuwigheid; dat is, gedenk aan alles, dat van het begin der wereld in Gods kerk gebeurd is. Zie Jer. 2:20. Jer 2.20 14) van elk geslacht; Hebreeuws, van geslacht en geslacht; dat is, van alle geslachten, of elk geslacht. Zie 1 Kon. 8:39. 1Ki 8.39 Isaiah 57:11
Jeremiah 6:16
47) oude paden, Hebreeuws, paden der eeuwigheid; dat is, die God zijn volk in voortijden altoos geleerd en geleid heeft om hen tot de zaligheid te brengen. Vergelijk boven Jer. 2:17, en onder Jer. 18:15. Jer 2.17 18.15 48) rust vinden Troost en zaligheid. Jeremiah 18:15
25) ijdelheid; Den afgoden, gelijk boven Jer. 14:22. Jer 14.22 26) zij hebben hen De valse profeten hebben teweeggebracht dat het volk, zich verergerde aan den rechten godsdienst, tot afgoderij geweken is. Vergelijk Mal. 2:8. Mal 2.8 27) hun wegen, Die hun van God waren voorgeschreven. 28) oude paden, Hebreeuws, paden der eeuwigheid; dat is, oudheid, die in voortijden van God waren geleerd, door Mozes verklaard en van de vrome voorvaders bewandeld. Van deze betekenis van het woord Olam zie boven Jer. 2:20, en Jer. 6:16. Jer 2.20 6.16 29) weg, die Of, ongebaanden weg, als daar zijn rotsstenen en sneeuwachtige bergen, waarvan in Jer. 18:14. Jer 18.14 30) opgehoogd is; Dat is, niet gebaand, waarop het onbekwaam en gevaarlijk is te wandelen. Jeremiah 28:8
16) tegen vele landen Als de zonden de overhand hadden en rijp waren ter straf, is zulks gewoonlijk de last der profeten geweest; nu doet gij [wil Jeremia zeggen] het tegendeel, stijvende het volk in boosheid, waar de getrouwe profeten door dreigementen van Gods straffen hen tot bekering zochten te bewegen, met beloften van de genade voor de boetvaardigen. 17) grote koninkrijken geprofeteerd, Of, machtige. 18) kwaad, Dat is, allerlei plagen, ongeluk en ellende, die gemeenlijk bij den oorlog zijn, als, honger, verwoesting van landen en lieden, enz. Ezekiel 26:20
49) kuil nederdalen Dat is, in het graf, gelijk dikwijls; dat gij zult zijn als de doden, begravenen en vergetenen. 50) oude volk, Hebreeuws, volk der eeuwigheid; dat is, oudheid; versta, die vanouds af, in voortijden, van het begin der wereld onder hen gevaren zijn. Zie van het woord Olam, Jer. 2:20; alzo in het volgende. Jer 2.20 51) onderste plaatsen der aarde, Hebreeuws, de aarde der benedenheden. Alzo onder Ezech. 32:18, enz. Eze 32.18 52) woeste plaatsen, Hetzelfde wordt met andere woorden gezegd. 53) sieraad herstellen Dat is, mijn land Kanan, Jeruzalem en mijn volk van Juda [over welker ellende en verwoesting gij zegt, Heah! Ezech. 26:2], die zal Ik verlossen, en in zulk een staat herstellen, dat zij het sieraad en de heerlijkheid der ganse aarde zullen zijn, tot een voorbeeld van hetgeen Ik mijn ganse kerk door den Messias zal doen op de aarde en in het hemels Kanan; zie Ps. 48:3; boven Ezech. 20:6, en onder Ezech. 37:11, enz.; Ef. 5:27; Openb. 21:2. Eze 26.2 Ps 48.2 Eze 20.6 37.11 Eph 5.27 Re 21.2 54) land der levenden. Dat is, op de aarde, onder de mensen die leven; zie Ps. 27:13. Ps 27.13
Copyright information for
DutKant