‏ Genesis 36:2

3) Ezau

Zie boven, Gen. 26:34.

Ge 26.34

4) van Kana„n:

Dat is, der Kana„nieten. Zie boven, Gen. 10:18,19, en Gen. 12:6.

Ge 10.18,19 12.6

5) ada,

Hebr. Adah, boven, Gen. 26:34, genoemd Basmath.

Ge 26.34

6) Hethiet,

Een uit de volken van Kana„n, afkomstig van Kana„n, den zoon van Cham; boven Gen. 10:15.

Ge 10.15

7) Aholibama,

Zie boven, Gen. 26:34.

Ge 26.34

8) Ana,

Hebr. Anah, anders genoemd, Be‰ri, boven, Gen. 26:34, wel verstaande, indien Judith, aldaar vermeld, en deze Aholibama, ‚‚n en dezelfde vrouw zijn geweest.

Ge 26.34

9) de dochter

Dat is, kindskind; aldus wordt Athalia genoemd zowel de dochter van Omri haar grootvader, als de dochter van Achab haar vader; 2 Kon. 8:18,26.

2Ki 8.18,26

10) Heviet.

Zie boven, Gen. 10:15,17. De Hethieten en Hevieten schijnen zo nabij elkander gelegen en ondereen gemengd te zijn geweest, dat zij hun namen lichtelijk verwisseld hebben.

Ge 10.15,17

‏ Genesis 36:20

34) Se‹r,

Deze Se‹r is daar geweest de eerste vorst, van wien het land oorspronkelijk den naam Se‹r bekomen heeft. Dit geslacht wordt hier verhaald, omdat Ezau en Elifaz met hun nakomelingen daarmede, door middel van het huwelijk, zijn vermaagschapt, en dat de heerschappij over het land van de Horieten op de nakomelingen van Ezau gekomen is; uit vergelijking van dit vs. Gen. 36:20 en Gen. 36:2, blijkt, dat de Horieten en Hevieten voor ‚‚n genomen worden.

Ge 36.20,2
Copyright information for DutKant