‏ Genesis 26:34-35

62) veertig

Hebr. een zoon van veertig jaar; zo oud was ook zijn vader Izak, toen hij trouwde, boven Gen. 25:20.

Ge 25.20

63) Judith,

Hebr. Jehudith. Enigen menen dat deze dezelfde geweest is, die onder, Gen. 36:2, Aholibama genoemd wordt. Zodat zij twee namen gehad zou hebben, gelijk ook haar vader, die hier Be‰ri, en Gen. 36 Anna geheten wordt. Maar zij kunnen wel onderscheiden vrouwen geweest zijn, daar het blijkt dat Ezau tot het misbruik van meer vrouwen tegelijk te hebben genegen was.

Ge 36.2

64) den Hethiet,

Ee van de Kana„nietische volken, zie boven, Gen. 10:15. Deze huwelijken deed Ezau tegen den dank en den wil van zijn ouders; zie boven, Gen. 24:3, en onder, Gen. 27:24, en Gen. 28:2.

Ge 10.15 24.3 27.24 28.2

65) Basmath,

Onder, Gen. 36:2, genaamd, Ada.

Ge 36.2
66) een bitterheid.

Ten eerste, om haar gruwelijke afgoderij; ten tweede, om haar kwade, dartele, wereldse, trotse en wederspannige manieren; ten derde, omdat zij afkomstig waren uit een vervloekte natie, die God verderven en uitroeien wilde.

‏ Genesis 28:8

8) kwaad waren

Dat is, onaangenaam of mishagelijk waren; zie boven, Gen. 21:11.

Ge 21.11
Copyright information for DutKant