Genesis 25:8
14) ouderdom, Hebr. grijsheid, of grauwheid gelijk God hem beloofd had; bov., Gen. 15:15. Ge 15.15 15) zat, Dat is, moede zijnde van den arbeid dezes levens, en verlangende naar de rust des toekomenden. 16) werd tot Verg. boven Gen. 15:15.; idem, zie deze manier van spreken onder, Gen. 25:17, en Gen. 49:29; Num. 20:24, en Num. 27:13; Richt. 2:10. Ge 15.15 25.17 49.29 Nu 20.24 27.13 Jud 2.10 Judges 8:32
53) ouderdom; Hebreeuws, grauwigheid, grijzigheid. Zie Gen. 15:15. Ge 15.15 54) Abi-ezriets. Zie boven, Richt. 6:11. Jud 6.11 1 Chronicles 29:28
33) ouderdom, Hebreeuws, grijsheid, of grauwigheid, gelijk Gen. 25:8. Ge 25.8
Copyright information for
DutKant