‏ Genesis 20:7

18) een profeet

Dat is, een man Gods, van zonderlinge wetenschap en godvruchtigheid, aan wien Ik Mij zeer vrijelijk openbaar, en dien Ik zeer liefheb en die Mij waardig is.

19) hij zal

Of, laat hem voor u bidden.

20) al wat

Of, al wie de uwen zijn.

‏ Genesis 30:1

1) benijdde

Of, zij werd jaloers.

2) zo ben

Dat is, zo moet ik sterven van hartzeer. Woorden van menselijke zwakheid, gesproten uit ongeduld; zie deze manier van spreken boven, Gen. 20:3.

Ge 20.3

‏ Genesis 48:21

37) ik sterf;

Dat is, ik zal haast sterven; zijnde de tegenwoordige tijd genomen voor den tijd, die haast komen zal en aanstaande is; verg. boven, Gen. 19:13, en Gen. 20:3; Joh. 14:2.

Ge 19.13 20.3 Joh 14.2

38) in het land

Dat is, in het land Kana„n.

‏ Genesis 50:24

46) Ik sterf;

Zie boven, Gen. 50:5.

Ge 50.5

47) bezoeken, en

Hebr. bezoekende bezoeken; dat is, Hij zal u zekerlijk bezoeken, te weten, naar zijn genade; om u wŠl te doen en zijn beloften aan u te volbrengen; zie boven, Gen. 21:1, en hier het volgende vers, Gen. 50:25.

Ge 21.1 50.25
Copyright information for DutKant