Genesis 20:7
18) een profeet Dat is, een man Gods, van zonderlinge wetenschap en godvruchtigheid, aan wien Ik Mij zeer vrijelijk openbaar, en dien Ik zeer liefheb en die Mij waardig is. 19) hij zal Of, laat hem voor u bidden. 20) al wat Of, al wie de uwen zijn. Genesis 27:4
8) smakelijke Of, wat smakelijks. 9) mijn ziel Dat is, ik, met een oprecht voornemen des gemoeds. 10) u zegene, Versta dit niet van een algemene zegening, die de ouders aan al hun kinderen bij elke gelegenheid geven kunnen, maar van een bijzondere, zeer uitnemende en statelijke profetische zegening in den vorm van testament ingesteld, om zijn zoon van de geestelijke en lichamelijke beloften, hem en zijn vader gedaan, erfgenaam te verklaren; alzo onder, Gen. 28:1. Ge 28.1 Genesis 27:28-29
35) geve u Dit is niet alleen een wens, maar ook een profetie, die naar de letter niet zozeer in Jakob, als in zijn nakomelingen vervuld zou worden. Niettemin zijn de geestelijke weldaden, daardoor afgebeeld, hem met alle ware gelovigen gemeen geweest. 36) dauw des Begrijp onder den naam dauw, die in het land Kanan om de schaarsheid van den regen zeer nodig was, allerlei zegen, die door middel van de lucht en den hemel over het aardrijk komt. Verg. Deut. 33:13,14. De 33.13,14 37) vettigheden Dat is, veel goed en kostelijk gewas, uit een goede en vruchtbare landstreek; verg. Deut. 8:8, en Deut. 32:13,14, en Deut. 33:24. De 8.8 32.13,14 33.24 38) Volken Deze wens of zegen is voornamelijk vervuld ten tijde van David, Salomo en de koningen van Juda, tot Joram toe. Zie boven, Gen. 25:23. Ge 25.23 39) wees heer Gelijk het recht der eerstgeboorte medebrengt. Zie boven, Gen. 25:31. Ge 25.31 40) en zo Zie boven, Gen. 12:3. Ge 12.3 Genesis 27:39-40
52) op uw Dat is, door geweld van wapenen zult gij uw volk, land en middelen moeten voorstaan, en daarom een ongerust leven leiden, in het midden van vele oorlogen. 53) zult uw Zie boven, Gen. 25:23. Ge 25.23 54) juk van Zie 2 Sam. 8:14. 2Sa 8.14 55) afrukken. Zie de vervulling hiervan 2 Kon. 8:20,22. 2Ki 8.20,22 1 John 2:27
91) de zalving, die Dat is, dezelfde genade van den Heiligen Geest, die u Christus heeft gegeven, om u te verlichten met de kennis der waarheid, gelijk 1 Joh. 2:20. 1Jo 2.20 92) dat iemand u lere; Namelijk deze dingen, terwijl gij ze reeds weet, of de gronden der christelijke leer, die gij reeds gelegd hebt. 93) van alle dingen, Dat is, van al deze dingen; of van al wat u nodig is ter zaligheid te weten. Zie 1 Joh. 2:20. 1Jo 2.20 94) zij ook waarachtig, Namelijk de zalving. 95) [zo] zult gij Dat is, zo blijft in Hem; een Hebreeuwse wijze van spreken. Of Hij spreekt zo, om te tonen het goed vertrouwen dat Hij had van hun standvastigheid. 96) in Hem blijven. Namelijk Christus; gelijk uit het volgende en het voorgaande 1 Joh. 2:24 blijkt. 1Jo 2.24
Copyright information for
DutKant