‏ Ezekiel 18:3-4

6) zo het ulieden

Hij loochent sterkelijk en met een eed dat zij de gelegenheid niet lang zouden hebben om dit lasterlijk spreekwoord te gebruiken; want zij zouden haast met zulke gruwelijke plagen overvallen worden, dat een ieder oordelen, ja hun eigen conscienti‰n getuigen zouden, dat zij om hun eigen zonden geplaagd werden.

7) zielen

Dat is, mensen; zie Gen. 12:5.

Ge 12.5

8) zijn Mijne;

Dat is, behoren mij toe; te weten omdat Ik hun Schepper en onderhouder ben. Hieruit besluit God dat Hij niemand met straffen ongelijk kan doen, dewijl Hij hun allen goedgedaan heeft met hen te scheppen, en doorgaand goeddoet met hen te onderhouden; maar dat Hij alleen straft die zondigen, en dat niet omdat Hij zijn schepsel, maar de zonde haat, en tegen hem die ze doet een rechtvaardig Rechter is.

9) zal sterven.

Dat is, zal de straf harer zonden dragen, te weten •f in deze wereld, •f in het toekomende oordeel.

Copyright information for DutKant