‏ Deuteronomy 3:12-14

15) Jair, de zoon van Manasse,

Zie Num. 32:41.

Nu 32.41

16) Gezurieten en Maachatieten;

Hebreeuws, Geschuri; dat is, de Geschurieten. Gesur en Ma„cha waren beiden gelegen aan de noordergrenzen van Kana„n. Zie 2 Sam. 3:3, en 2 Sam. 10:6.

2Sa 3.3 10.6

17) Havvoth-jair,

Hebreeuws, Chovvot; dat is, Ja‹rs hoeven. Zie Num. 32:41.

Nu 32.41

18) tot op dezen dag.

Versta, zijn die alzo genoemd; zij hebben dezen naam behouden; alzo elders dikwijls.

‏ 2 Kings 10:33

59) tegen den opgang

Versta, ten aanzien van de gelegenheid des lands van Kana„n.

60) Gilead,

Zie Gen. 31:21.

Ge 31.21

61) Aroer,

Een stad, gelegen over de Jordaan in den stam van Gad, van welke zie Num. 32:34; Joz. 12:2.

Nu 32.34 Jos 12.2

62) Arnon is,

Zie Num. 21:14; Deut. 2:36.

Nu 21.14 De 2.36

63) Gilead,

Vergelijk dit met Deut. 3:12,13,14, enz., en de aantekeningen daarop.

De 3.12,13,14
Copyright information for DutKant