1 Kings 19:4
8) jeneverboom; Anders, bremstruik. Zie van dezen struik ook Job 30:4; Ps. 120:4. Job 30.4 Ps 120.4 9) zijn ziel Dat is, zijn persoon, of hij zelf; alzo Num. 23:10; Richt. 16:30. Vergelijk de aantekeningen Gen. 12:5. Anders, bad voor zichzelven, of bij zichzelven, of in zijn gemoed, dat hij stierf. Nu 23.10 Jud 16.30 Ge 12.5 10) Het is genoeg; Te weten, geleefd en geleden. Hebreeuws, veel; welk woord zo genomen wordt, Deut. 2:3, en Deut. 3:26. De 2.3 3.26 11) neem nu, Dat is, laat mij niet langer leven, scheidende mijn ziel van dit lichaam, opdat zij bij U wone; alzo Jona 4:3. Vergelijk de aantekeningen Gen. 35:18. Jon 4.3 Ge 35.18 12) beter Versta, om langer te leven dan zij geleefd hebben. Isaiah 47:14
41) zij zullen zijn Hebreeuws, zij zijn geweest; betekenende de zekerheid dezer profetie. 42) zichzelven Hebreeuws, hunne ziel; gelijk Jes. 46:2. En kunnen zij zichzelven niet verlossen, veel minder zullen zij anderen kunnen verlossen uit de ellenden, die Babylon zullen overkomen. Isa 46.2 43) uit de macht Hebreeuws, uit de hand. 44) der vlam; Dat is, van den vijandelijken aanval en inval hunner vijanden, der Perzen en Meden. 45) het zal geen De zin is, dat de vlam, in het voorgaande vermeld, hen gewisselijk verteren zal, zijnde geen vuur om bij te warmen, maar om te verteren en te verslinden. Of, als anderen: Gelijk de stoppelen geen bestendigen gloed noch warmte geven, alzo is er bij de toverij en bij de sterrenkijkerij gene hulp te vinden. Anders: het zal geen kool zijn hunner spijze, dat is, om daarbij te koken.
Copyright information for
DutKant