1 Kings 17:18
23) Wat heb ik Hebreeuws, wat is mij en u? Zie van deze manier van spreken 2 Sam. 16:10. Zij wil zeggen: Ik heb u gaarne geherbergd, verwachtende door middel van u des Heeren zegening; maar nu door het overlijden mijns zoons word ik gewaar Gods straf, die over mij komt, omdat gij misschien enige gebreken in mij gezien hebbende, God tegen mij gebeden hebt. Zou het zo zijn, tot mijn ongeluk zou ik u geherbergd hebben. 2Sa 16.10 24) gij man Gods? Zie boven, 1 Kon. 13:1. 1Ki 13.1 25) Zijt gij Anders, gij zijt bij mij ingekomen, enz., maar vragender wijze worden deze woorden meest overgezet. 26) in gedachtenis Te weten, bij den Heere, en hem alzo tot toorn tegen mij te verwekken? Proverbs 14:4
11) ossen zijn, Alzo is het Hebreeuwse woord genomen, Deut. 7:13, en Deut. 28:4,18,51; Ps. 8:8. Versta dit van de ossen, waarmede men het akkerwerk deed; Deut. 22:10, en Deut. 25:4. De 7.13 28.4,18,51 Ps 8.7 De 22.10 25.4 12) rein; Dat is, ledig van voeder voor de beesten en vervolgens van akkervruchten tot voeding der mensen. Alzo is gebrek van brood of leeftocht genaamd reinheid, dat is ledigheid der tanden, Amos 4:6. Vergelijk boven Spreuk. 12:11, en onder Spreuk. 28:19. Am 4.6 Pr 12.11 28.19 Isaiah 3:26
76) haar Te weten van Jeruzalem of Zion. 77) poorten Dat is, raadhuizen, openbare rechthuizen, want de raadspersonen zouden omgekomen zijn. 78) ledig Te weten van inwoners, goederen en huisraad; zie mede van het Hebreeuwse woord Spreuk. 14:4. Pr 14.4 79) op de aarde Gelijk bedroefde, mismoedige, of verslagen mensen plegen te doen; zie Job 1:20. Job 1.20
Copyright information for
DutKant